Ongedierte
Soortengroep: Mier
Latijnse naam: Lasius niger
Familie: Formicaide
Beschrijving:Het is één van de meest voorkomende mierensoorten over de gehele wereld. Verschillende leden van de kolonie zullen uiterlijk iets van elkaar verschillen. Werkers zijn donkerbruin-zwart en bereiken een lengte van 3-5 mm. De koninginnen zijn middenbruin en veel groter. Ze kunnen een lengte van 15 mm bereiken.
De koningin wordt gekenmerkt door twee paar vleugels, de voor- en achtervleugels zitten aan elkaar vast. Zodra ze gepaard heeft verwijdert ze de vleugels. Deze dienen in de wintermaanden als voedsel.
Gedrag:
Zwarte wegmieren hebben een rolverdeling binnen hun kolonie. Elk nest heeft één koningin (monogeen).
- De werkmieren (onvruchtbare vrouwtjes), bouwen het nest, onderhouden de larven en gaan op zoek naar voedsel.
- De koninginnen (vruchtbare vrouwtjes) blijven voornamelijk in het nest en paren met vruchtbare mannetjes.
Voor het paren vliegen de mieren uit. Gevleugelde vruchtbare mannetjes en vrouwtjes vormen een massale vlucht. De mannetjes gaan dood na het paren, maar de vrouwtjes gooien hun vleugels af en graven zich in de grond in waar ze overwinteren.
Elke werkmier die ongewoon gedrag vertoont, wordt uit het nest verbannen of gedood.
Gebied:
Wijdverbreid in Europa, Noord-Amerika, Australië en Azië.
Habitat:
In het algemeen worden nesten buitenshuis gevonden; ze kunnen in de aarde zijn gebouwd, in holle bomen, onder grasland en onder straatstenen, achter een gevel en in alle lege holten van gebouwen. Naar voedsel zoekende werkmieren gaan regelmatig huizen binnen op zoek naar voedsel, bij voorkeur zoete etenswaren.
Risico's:
Eenmaal binnen en rond gebouwen kunnen ze verschillende soorten schade veroorzaken. Zwarte mieren houden van de zoete afscheidingen van bladluizen en zullen de luizenbevolking in bescherming nemen, waardoor ze het mogelijk maken dat de bladluizen de plant waar ze op zitten nog verder aantasten.
Deze mieren kunnen structurele schade veroorzaken door het verschuiven van het zand onder een fundament. Ze kunnen oneffen plekken en zelfs gaten in een grasmat maken, doordat ze de aarde eronder verschuiven.